Op de site van Digicampus staat: ‘GovTech verwijst naar socio-technische oplossingen voor digitale interacties in de publieke sector.’ Dat is de wetenschappelijke definitie, legt Bharosa uit. “Een onderzoeker of techneut begrijpt dan meteen dat het om juridische voorwaarden, afspraken en standaarden achter bijvoorbeeld een app gaat.” Met bestuurders moet je GovTech volgens hem op een niveau hoger benaderen, dan gaat het over de verdeling van verantwoordelijkheden tussen overheid en markt.
Drie perspectieven
“Vanuit macroperspectief gaat het bij GovTech om de grote ingrepen die Europa wil doen in de digitale wereld,” zegt hij. “Je zou GovTech kunnen definiëren als een digitale transitie die we als maatschappij doormaken, vergelijkbaar met de energietransitie en de klimaattransitie. Dit zijn heel complexe processen en ze kosten veel geld. En we hebben nog niet de structuren en de instituties die die transitie goed kunnen begeleiden.”
Op mesoniveau gaat vooral over het landelijke verdelingsvraagstuk tussen markt en overheid. Waar gaat het naar toe en waar wil je als overheid grip op houden? De hoogleraar GovTech begrijpt wel welke afwegingen SIDN begin februari maakte bij hun besluit om hun IT-infrastructuur onder te brengen bij Amazon Web Services. “Bestuurders en politici die zich daar druk over maken moeten zich eigenlijk de vraag stellen wat er mist in de Nederlandse of Europese markt waardoor zij voor Amazon moesten kiezen. Hadden ze vanuit publiek belang niet harder moeten trekken aan alternatieven? Zo scherp moet die discussie gevoerd worden.”
Pas op microniveau gaat het om apps, algoritmen, infrastructuren, datastandaarden en afspraken die nodig zijn om de ontwikkeling van slimme ideeën en prototypes naar werkende oplossingen te brengen. Hier komen de ethische vraagstukken boven water, waarbij randvoorwaarden nodig zijn om waarden als keuzevrijheid, privacy, regie (grip van burgers) en transparantie te borgen, benadrukt Bharosa.